KAREL FRANCISCUS VAN ROBAYS, meubelmaker en architect, schepen van Sint-Kruis en burgemeester ad interim (1915-1921)
Egem 29 september 1859 - Sint-Kruis 20 december 1926
Karel Franciscus Van Robays wordt door de naamgelijkenis nogal eens verward met de Brugse schrijnwerker Charles Van Robays (Brugge, 21 juli 1822 – 17 april 1872) uit de Jeruzalemstraat, die vaak opdrachten uitvoerde voor de neogotische architecten Jean-Baptiste Bethune en John Sutton.
Onze Karel Van Robays komt uit een andere familie. (1) Hij is zoon van schrijnwerker-timmerman Leo(nard) Van Robays (20 april 1821-september 1887) uit Beveren-Roeselare en van kleermaakster Rosalie De Fraeye uit Egem (2 mei 1819-1890). Zijn grootvader is architect Albert Van Robays.
Karel brengt zijn jeugd door in Egem met zijn broers Edward (1855 - 1906) en Augustus Camillus (1860-1861) en hun zus Juliana (1857 - ? ). Het lijkt er volgens de data van inschrijven in de gemeente op dat zoon Edward de eerste is van het gezin die in Sint-Kruis gaat wonen (10 januari 1881). Hij mag dat jaar als priester starten als ‘professor’ wiskunde in het Sint-Lodewijkscollege in Brugge. Blijkbaar kan hij zijn broer Karel ervan overtuigen om ook naar het Brugse te verhuizen. Er is daar als schrijnwerker gemakkelijker werk te vinden dan in het Roeselaarse. We lezen in de bevolkingsregisters dat de 31-jarige zoon Karel en zijn vrouw in Sint-Kruis zijn gedomicilieerd vanaf 17 oktober 1885. Hun vader Leo en moeder volgen hen in juni 1887.
Langs de Moerkerkse Steenweg (nu nrs. 332-334) bouwen ze op een stuk grond, dat ze hadden gekocht aan de weduwe van Amadée Visart de Bocarmé, tegenover de meisjesschool waarvan vandaag nog enkel een kapel is te zien, tussen 1880 en 1882 (volgens Bouwkundig Erfgoed “circa 1900”) een grote woning die er nog steeds staat. In de gevel komt een neogotisch kapelletje met een beeld van Sint-Jozef, patroon van de timmerlieden. Vader en zoon runnen er een schrijnwerkerij die o.a. in 1881 schoolmeubelen fabriceert voor de nieuwe jongensschool nabij de Doornhut.
Karels vader, Leo, overlijdt in Sint-Kruis op 17 september 1887 en heeft slechts drie kleinkinderen gekend. Guido Gezelle schreef voor het bidprentje voor de man die zo vaak doodskisten had gemaakt voor anderen, o.a. : “Aan u voorwaar had menig man zijn laatste kleed te danken, het bruiloftskleed der dooden, van eilaas vier arme planken!”
Karels moeder, Rosalie, overlijdt op 17 september 1890.
Zijn broer, priester Edward, lanceert in 1889 samen met o.a. Guido Gezelle het tijdschrift Biekorf en vertrekt in 1894 als jezuïet naar West-Bengalen als missionaris, waar hij overlijdt.
Kroostrijk gezin
Karel en zijn vrouw Marie Octavie Van Daele (Koolskamp 19 juli 1857 – Sint-Kruis 1 november 1919) krijgen liefst tien kinderen. (1) Ze worden allemaal in Sint-Kruis geboren. Jozef (1881-1927) wordt timmerman. Maria Julia (1883-1959) wordt boekhoudster. Leo Kamiel (1885-1889) wordt slechts 4 jaar. Walter Jan (1887-1961) wordt tekenaar-fabrikant en huwt in 1914 met Margaretha Bultynck. Hij bouwt langs de Prins Leopoldstraat een bloeiend meubelbedrijf uit.
Een andere zoon van Karel, Hubrecht (1889-1940), huwt met Margaretha Lambert en neemt in 1927 de zaak van zijn vader in de Polderstraat over. Helaas gaat zijn zaak failliet wegens wanbetaling door een belangrijke opdrachtgever: het Antwerps Sportpaleis. Hij verhuist naar Oostkamp. Lutgarde (1891-1976) huwt met Herman Persyn. Ook Godelieve (1893-1906) overlijdt als kind. Gudula (1895 -1958) wordt kloosterzuster ‘Francisca van het Heilig Hart’ bij de Arme Klaren. Germana (1899-1939) wordt missiezuster Maria Ludwina bij de kanunnikessen van de H. Augustinus en overlijdt in Congo. Ook de jongste dochter, Ludwina (1902-1941) treedt binnen als religieuze. Ze wordt ursuline in Haverlo (Assebroek) als ‘Maria de la Présentation’. Karels vrouw, Marie Octavie, overlijdt te Sint-Kruis op Allerheiligen 1919. Karel is nu weduwnaar en gooit zich in het werk.
Als architect ontwerpt hij o.a. langs de Maalse Steenweg de weverij ‘Tissage Saint-Croix’ van Paul van Oost (later van de familie Dooghe en in 1926 overgenomen door Uco) en tekent de plannen voor enkele gezinswoningen langs de Moerkerkse Steenweg: circa 1900 een lage woning met als huidig nummer 264 (nu fietsenzaak Janssens), in 1908 de villa met als huidig nummer 269 (nu bewoond door dokter Smolders), in 1910 het huis met huidig nummer 84-86 en in 1923 de woning met huidig nummer 36. In 1924 tekent hij de plannen voor een villa in de Polderstraat (nu nummer 23).
► Het gezin Karel Van Robays - Octavie Van Daele en 8 kinderen poseren in de tuin die weerspiegeld wordt in het venster. V.l.n.r.: Godelieve, Maria, Hubrecht, vader Karel, Walter, Germana, moeder Octavie, Gudula, Jozef en Lutgarde. Leo was al overleden in 1889 en de jongste, Ludwina, moest nog geboren worden in 1902. Germana, geboren in september 1899 staat al recht op een stoel. Dit doet de foto dateren circa zomer 1900. (Uit het familiealbum van de familie Van Robays, collectie Duyck)
Schrijnwerkerij Karel Van Robays en Zonen
Karel koopt met zijn broer priester Eduard in 1886 van het Armenbestuur een stuk grond tussen de (oude) pastorie en de Polderstraat 6, schuin tegenover de Bisschopsdreef. Zij bouwen daar in 1887 drie huisjes, een groter woonhuis en een imposant schrijnwerkersatelier. In 1890 komt er ook een stoomwerkhuis met stoommachine en in 1909 een houtmagazijn.
▼ De ploeg beeldhouwers van het atelier Karel Van Robays circa 1900 met liggend Jozef Claeys en uiterst rechts met snor Emiel Van Daele. (foto: collectie Duyck)
De zaak draait goed. Hij krijgt opdrachten voor trappen, deuren, lambrisering, ramen, school- en kerkmeubilair… Op zijn hoogtepunt bezorgt zijn bedrijf werk aan een vijfentwintig personen, waaronder twaalf schrijnwerkers, acht beeldhouwers en administratief personeel. Eén van zijn opdrachten is het meubilair voor de nieuwe kerk van Sint-Kruis die van 1853 tot 1857 was gebouwd en nog niet volledig was aangekleed. Zijn collega uit Brugge, Charles Van Robays, had al het koorgestoelte met deuren (1872) en enkele biechtstoelen mogen leveren. Voor de orgelkast met doksaal doet de kerkfabriek in 1893 beroep op medeparochiaan Karel Van Robays. Zijn ontwerptekening voor het doksaal met orgelkast (15 januari 1893) is nog bewaard. Hij levert het kunstwerk in 1895. Hij mag in 1897 ook een biechtstoel leveren. (2)
Karel Van Robays organiseert ook tekenonderwijs. In onze WHSK-publicatie over 150 jaar onderwijs in Sint-Kruis schrijven de auteurs: “In 1904 opende Karel Van Robays, meesterschrijnwerker, architect en aannemer, voor de werkende bevolking een Vrije Teekenschool in zijn atelier in de Polderstraat. Er werd les gegeven in het lijntekenen naar model en bouwkundig tekenen. De lessen waren leerlinggericht. Karel Van Robays kreeg van de Gemeenteraad van meet af aan een subsidie van 200 frank. De erkenning van het Gemeentebestuur was ook nodig om subsidies te kunnen aanvragen bij de staat en de provincie.“ (3)
Karel engageert zich ook politiek. Hij stelt zich verkiesbaar en wordt op 18 oktober 1903 gemeenteraadslid. Hij wordt herkozen in 1911 en wordt benoemd tot tweede schepen van burgemeester de Maleingreau.
Tijdens W.O. I wordt in oktober 1916 aan Karel gevraagd om de sedes vacante van burgemeester de Maleingreau, die zijn ontslag had ingediend op 9 oktober, in te nemen als dienstdoende burgemeester. De eerste schepen, Leopold Hoste, was namelijk overleden. Karel zelf zit op dat moment in de gevangenis als borg voor de betaling van de boete van 3000 frank voor feiten die zich hadden voorgedaan op de avond van 27 september in Vivenkapelle, namelijk het gooien van stenen naar Duitse soldaten door onbekende personen. (4)
Karel blijft waarnemend burgemeester tot het einde van het mandaat van de Maleingreau in 1921. Het moeilijkste feit dat aan die verantwoordelijkheid is verbonden, is de ochtend van 8 mei 1916, de dag van de Heilig-Bloedprocessie. Hij wordt net als schepen Leopold De Bruyne uit zijn bed gehaald door de Duitse bezetter om getuige te zijn van de terechtstelling van Jules Delaplace. De onfortuinlijke vraagt hem om goed voor zijn vrouw en dochter te zorgen. (5)
De rol van oorlogsburgemeester was voor de eenvoudige en niet echt bekwame Chinese vrijwilliger Karel te zwaar. Rantsoeneringsmaatregelen, om de haverklap allerhande statistieken opstellen, leningen uitschrijven om maatregelen tegen armoede te kunnen nemen… zijn geen sympathieke daden. Zo moet hij op 9 april 1917 samen met zijn schepenen De Bruyne en Bossier een sanctie verordenen voor elke 25 kg aardappelen en 100 kg rogge die een zestigtal leveranciers te weinig hebben geleverd aan de dienst Voeding der Gemeente. Zijn meubelbedrijf blijft draaien, zij het met minder personeel door de mobilisatie. Later zullen de socialisten in wat Van Robays’ bedrijf ‘werkzekerheid voor achtergeblevenen’ noemt, economische collaboratie zien. (6)
Op 9 april 1915 wordt hij als burgemeester voorzitter van het 'Comiteit tot Onderstand en Bevoorrading van Sint-Kruis’ dat voedingsmiddelen die door de USA werden geleverd via Nederland, aan een billijke prijs bij de noodlijdenden geraakt. (7)
Bij de verkiezingen van 1921 stelt hij zich geen kandidaat meer. Na 16,5 jaar medebestuur van de gemeente houdt hij het voor bekeken. Een van de redenen zijn onterechte beschuldigingen van enkele socialistische aanklagers dat hij zou hebben mee geheuld met de vijand en zich hebben verrijkt op de zwarte markt. Die laster en eerroof zijn er teveel aan. Zijn enigszins bittere afscheidsrede van 30 mei 1921 is bewaard gebleven. (8)
“Mijne taak is heden afgeloopen, mijnen dienst aan de gemeente is vandaag ’t einden…de laatste 6-7 jaren hebben ons vele last gegeven, en ons werk wierd slecht beoordeeld en kwalijk gevonden; klachten wierden bij ’t tribunaal gedaan en ’t tribunaal gaf ons telkemale gelijk. Klachten en naamlooze brieven werden naar den Procureur des Konings gezonden welke ons vele tergende onderhooren en onderzoeken te wege brachten maar die telkens nog eens op niets uitliepen. En toch ging de lastertaal voort haren gang, wij wierden het gewend en wij troostten ons met te zeggen, “Heer vergeef het hen want zij zijn te dom om te weten wat zij doen”. Wij weten dat het getal lasteraars en eereroovers geheel klein is en maar uit eene kleine kliek bestaat…en om van al die miseries af te zijn stelde ik mij niet meer vooren in de laatste verkiezingen. Thans vraag ik aan de bewooners van Sint-Kruis verontschuldiging, geene vergiffenis. Versta me wel want het is ik die vergiffenis te geven hebbe” (Fragment uit zijn afscheidsrede, 30 mei 1921)
Sociaal actief
Veel notabelen worden in die jaren lid van de schuttersgilde ‘Vrije Archiers van Maria Theresia’ (later ‘van Mynhere Sint-Sebastiaen Sint-Kruis genoemd). In 1883 wordt ook Karel van Robays lid. Hij is van 1903 tot 1914 zelfs deken van de gilde. In 1892 beslist de gilde om een ijzeren staande wip van liefst 33 m hoogte te laten bouwen in de tuin van het gildehuis De Olifant, vlakbij de kerk. Het is Karel die de ontwerptekeningen van architect Mahy voor de ‘Eifeltoren’ mag aanpassen.
Tijdens WO I ligt de werking stil. Het gildearchief wordt bij hem thuis bewaard omdat Duitse soldaten komen inkwartieren in hun gildelokaal. De portretten waren al weggehaald en de feestkanonnen worden begraven op het kerkhof. Karel is na WO I als oud-deken mede verantwoordelijk voor de heroprichting van die gilde in de winter 1920-1921, nu als vzw. (9)
Gezien Karel welstellend is en sociaal ingesteld, sponsort hij de Veloclub van Sint-Kruis. Hij krijgt er de titel van ‘erelid’.
Karel Van Robaeys overlijdt op 20 december 1926. Hij ligt met zijn vrouw begraven op het kerkhof van Sint-Kruis. Bij wijze van erkentelijkheid (of eerherstel?) beslist de gemeenteraad nog datzelfde jaar om het eerste stuk Polderstraat, waar Karel zijn bedrijf had, voortaan ‘Karel Van Robaysstraat’ te noemen. Die naam wordt in 1948 opnieuw Polderstraat.
◄◄
Rouwbrief en grafzerk van Karel van Robays op de begraafplaats van Sint-Kruis (foto's Johan Duyck)
Eric Colenbier, juli 2023
(1) Hoofdbronnen voor deze biografie zijn Kemel Yvette (2000), ‘Familie van Robays’ in onze publicatie Sint-Kruis omstreeks 1900, p. 31-36, waar de afscheidsrede van Karel Van Robays integraal te vinden is op p. 33-34 en ‘Familie Van Robays’, idem, op p. 37-38 en Van den Abeele Andries, (2011),’De twaalf burgemeesters van Sint-Kruis’ in Brugs Ommeland, p. 195-217. Bepaalde zaken werden aangevuld vanuit de bevolkingsregisters 1880-1890 van Sint-Kruis (SAB).
(2) Kemel Yvette (2003), ‘De familie Karel Van Robays’ in Colenbier Eric & Dendooven Karel (red.) De kerk van de H. Kruisverheffing in Sint-Kruis. Een vroeg voorbeeld van rijpe neogotiek, p. 51.
(3) Callewaert Dirk, Kemel Yvette & Vanhulle André (2002), 150 jaar onderwijs in Sint-Kruis, uitgave Werkgroep Geschiedenis Sint-Kruis, p. 16.
(4) Declercq Pol (2006) Sint-Kruis in den Grooten Oorlog, uitgave Werkgroep Geschiedenis Sint-Kruis, p. 36-37.
(5) De Visch, Lieven (2004), De evolutie van de Brugse rand. De politieke en infrastructurele ontwikkeling van de gemeente Sint-Kruis tot de fusie binnen Groot-Brugge (1919-1971), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Letteren en Wijsbegeerte, Universiteit Gent, ook te raadplegen via deze link.
(6) De Visch, idem
(7) Declercq Pol (2006) Sint-Kruis in den Grooten Oorlog, uitgave Werkgroep Geschiedenis Sint-Kruis, p. 27.
(8) De Visch, idem
(9) Dewitte Fons (1975), 500 jaar vrye archiers van mynheere sint sebastiaen te sint-kruis-bij-brugge. p. 97, 99 en 163.
Klassieke bedrijfsfoto uit de beginjaren 1900: het personeel poseert met hun werktuig voor het atelier van Karel Van Robays. We tellen er 21 op de bomen en 3 in het raam.