De kerken van Sint-Kruis


Historische context

Een tiental in dit boek besproken kunstwerken heeft een behoorlijke leeftijd. Zij verhuisden mee uit de vorige kerkgebouwen of zijn ooit door mecenassen geschonken. Van de oorspronkelijke Romaanse kerk, gesloopt in 1383, zijn naast veldstenen funderingen ook beschilderde graven uit circa 1300 en zerkstenen uit 1344, 1358 en 1380 ontdekt en opnieuw verdwenen.

 

Uit de gotische kerk (circa 1384 tot 1579) zijn twee memoriestenen van Brugse binnenpoorters bewaard (zie pp. 119-123). Het parochiale gebied van Sint-Kruis begon namelijk vanaf de Langerei in Brugge. De aanleg van de stadsomwalling in 1297-1300 sneed  dat gebied in twee. Sindsdien sprak men van ‘Sint-Kruis binnen de muren’ en ‘Sint-Kruis buiten de muren’. Parochianen van binnen de muren gingen voor liturgische vieringen naar de kerk van Sint-Kruis en werden daar ook begraven. Pas in 1497 kregen zij de hulpkerk Sint-Anna en in 1668 een zelfstandige parochie. Ten tijde van de godsdienstoorlogen werd de kerk van Sint-Kruis afgebroken in 1579.

 

◄ De kerk op de kaart van Marcus Gerards (1563)

 

De gotische kerk vanuit het zuiden gezien anno 1574, met zware westbouw en transept, op de Kaart van de Watering van den Brouck en van Moerkerke Zuid over Leie, geschilderd door Pieter Pourbus, vijf jaar voor de afbraak. Rond het kerkhof is centraal van west naar oost de huidige Moerkerkse Steenweg herkenbaar, noordwaarts de Polderstraat en zuidwaarts de Schaakstraat met als oostwaartse vertakking de Brieversweg langs een molen. De molen uiterst links behoorde waarschijnlijk toe aan hoeve Beaupré. Links van de kerk ligt de herberg ‘De Olifant’ en ten zuiden het toenmalige schuttershof van de handboogschutters Sint-Sebastiaan, gesticht in 1476.

De derde kerk (1614 – 1856) had een oppervlakte van 16 op 13 m. Een beschrijving van het interieur is bewaard in een visitatieverslag uit 1652. Van dat kerkje verhuisden de reliekhouder (1614 en 1643) met een vermeend partikel uit het Heilig Kruis van Christus, het dispaneeltje (circa 1660, zie p. 57), het kerkhofkruis (circa 1717, zie p. 123), de communiebank (1730, zie p. 99) en de doopvont (1795, zie p. 47) mee naar de huidige kerk. Burgemeester M.J. Visart de Bocarmé is in november 1855 nog begraven in dit kerkje, maar de lijkdienst had drie weken later plaats in het koor van de daags voordien nog ijlings ingewijde nieuwe kerk.

◄ Derde kerkgebouw van Sint-Kruis op een sepia aquarel van Auguste de Peellaert (1793-1876), Ste Croix près de Bruges, Belgique, (22,2 x 28,6 cm), bewaard in het Brugse Prentenkabinet Fonds de Peellaert (eigen foto). De Peellaert tekende de kerk op 20 april 1854, kort voor de afbraak. Aan de muren hangen grafplaten. Op de voorgrond het nog bestaande neogotische zandstenen pinakelmonument van het graf van de familie Dezitter-Pottevyn (1847), ontworpen door architect Jean Baptiste Bethune en ernaast het graf met calvariekruis van Ann Caye, (†1849), moeder van Richard Roskell, die van 1853 tot 1875 bisschop van Nottingham was.  

Neogotische kerk sinds 1854

Om tegemoet te komen aan de prognoses van een bevolkingsaangroei werd een nieuw en groter kerkgebouw noodzakelijk.  Ook de ‘grote’ begrafenissen vroegen dat. Nogal wat edellieden wilden namelijk op het prestigieuze kerkhof van Sint-Kruis worden begraven omdat dat door het edict van Jozef II (1784) niet meer binnen de stad mocht. Bovendien kon een hogere toren ervoor zorgen dat de parochianen van Vivenkapelle de klokken beter konden horen.

Eigenlijk waren de neogotische ontwerpen best ambitieus voor zo’n kleine dorpskern. Dat van de Kortrijkse architect Pierre Nicolas Croquison (1806- 1887) werd aanvaard met steun van bisschop Jean Baptiste Malou. Aannemersbedrijf François Huys begon de werkzaamheden in 1853. Karel Dendooven beschreef in 2000 de hele bouwgeschiedenis met interessante details en gebruikelijke bouwperikelen uitvoerig in zijn licentiaatsverhandeling en vatte dat in 2003 samen in het rijkelijk geïllustreerde boekje ‘De kerk van de H. Kruisverheffing in Sint-Kruis. Een vroeg voorbeeld van rijpe neogotiek’.

▲  Boven de twee zijdeuren naast de poort staan kalligrafische teksten (90 x 20 cm). De rode letters schreeuwen om aandacht omdat het om chronogrammen gaat: teksten waarin een jaartal verborgen zit. Wie de Romeinse cijfers waarvoor de rode letters staan, optelt, bekomt het bedoelde jaartal. Misschien is het bouwpastoor Arcadius Godefridus Van Haverbeke (pastoor van 1843 tot 1867) die de linkse tekst opstelde ter gelegenheid van de eerstesteenlegging door bisschop Malou op 28 juni 1853. Hij vermeldt de andere aanwezigen met hun functie: West-Vlaams gouverneur baron De Vrière, de Sint-Kruise burgemeester M. J. Visart de Bocarmé, die in het kasteel Rooigem woonde, en uiteraard de pastoor zelf. Priester Guillaume (Willem) François Tanghe (1802-1879) vond het chronogram zo sterk opgesteld dat hij in 1856 het volgende schreef: ‘De gedachtenisse van deze plegtigheid wordt bewaerd door een jaerschrift gemaakt ter dezer gelegenheid en luidende zoo als volgt (dan volgt de tekst die je op de foto ziet). Dit jaerschrift is, onder alle opzigten, volmaekt, omdat het, zonder een eenig overtollig woord, de namen en de bediening uitdrukt van die persoonen, zonder welker medewerking de kerk niet kon tot stand komen. Het verdient op den voorgevel van het nieuwe gebouw te pralen.

Pas 150 jaar later vervulde pastoor Jan Rossey de wens van zijn voorganger, maar niet op de voorgevel. Hij kalligrafeerde in 2003 de tekst eigenhandig boven de linkse deur. Omwille van de symmetrie en ook gewoon omdat het leuk was, schilderde hij meteen ook een eigen chronogram boven de rechtse deur. Dat deed hij in het jaar dat in dat chronogram zit verborgen. Ga het maar na. Hij ondertekende ze in potlood.

Hoe ontcijfer je een chronogram? Een I en een J staan voor 1 (in steen gekapt ziet een Latijnse J er ook uit als een I), een V en een U staan voor 5 (in steen gekapt ziet een Latijnse U er uit als een V), een X voor 10, een L voor 50, een C voor 100, een D voor 500 en een M voor 1000.

Neogotisch interieur

Het verschil tussen de nieuwe en de vorige kerk was fenomenaal. De kerk is 18 meter breed en 45 meter diep. De hoogte (15 meter) en de verticaliteit die worden versterkt door bundelpijlers en kruisribgewelven vragen onze blik naar boven te richten, naar de hemel, naar God. Het horizontaal perspectief richt de blik naar Christus’ aanwezigheid in het tabernakel op het hoofdaltaar. De toren van 45 m hoog is als een wijsvinger naar God.

Voor de aankleding werd Jean Baptiste Bethune (1821 - 1894) aangesproken. Hij was toen 32 jaar en woonde in Brugge. Hij mocht een neogotisch concept uittekenen voor retabels, glasramen, koorgestoelte, preekstoel en Mariabeeld. De glasramen (zie pp. 20-25, 30-31, 87-89 en 117-118) werden in zijn atelier gerealiseerd, maar de uitvoering van de rest werd uitbesteed aan verschillende kunstenaars zoals Michel Abeloos, Adriaan Bressers, Hendrik Pickery, Desiré Tulpinck, Charles Van Robaeys, Karel Van Robays en Leopold Blanchaert. Enkel de neogotische kruisweg (zie pp. 68-74) en de dismeestersbank (zie p. 57) zijn geen ontwerp van Bethune, maar van François De Vriendt.

Afbreken, nieuwbouw of splitsen?

Het voornemen in 1938 om de kerk nogmaals te vergroten omwille van de verkavelingen langs de stadsrand werd wegens de oorlog en de perikelen nadien opgeborgen. Vijfentwintig jaar later luidde een heel andere klok: houtworm, steenrot, verpulverend voegwerk, verzwakt maaswerk en een nieuwe liturgische visie sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) deden de vraag stellen of er geen alternatief was. In een brief van 27 juni 1966 aan het bisdom meldde de gemeenteraad zijn akkoord voor de goedkoopste oplossing: slopen en op dezelfde locatie een ‘hedendaagse’ kerk voor 400 personen bouwen.

In afwachting zou men de parochie opsplitsen en de nieuwbouw uitstellen ten voordele van de bouw van andere kerken. In 1961 kwam de parochie Sint-Thomas van Kantelberg voor de wijk in Male, in 1965 de kapelanie Sint-Franciscus van Assisi voor het aangroeiende Dampoortkwartier en in 1966 de parochie Sint-Lutgardis voor de wijk langs de Vossensteert, die vooral was samengesteld uit de Assebroekse parochies O.-L.-Vrouw- Onbevlekt-Ontvangen en Sint-Jozef en Sint-Christoffel.

Operatie wit (1963-1966)

De Vaticaanse Constitutie van de Liturgie (1963) verdedigde een nieuwe visie op sacramenten en vieringen: terug naar Christus als kern, soberder en samen met het Godsvolk. Gesteund door diocesaan advies sprong pastoor Frans Catrysse (pastoor van 1961 tot 1986) meteen op de kar. In zijn Liber memorialis was hij niet mals. Volgens hem ‘storend en ouderwets’ meubilair en beelden werden verwijderd. Zo werd het koorgestoelte, hinderlijk voor de nieuwe verwarmingsinstallatie en met ‘geringen zoniet onbestaande kunstwaarde’ op 30 oktober 1963 de kerk uitgedragen. Na wat omzwervingen belandde het bij een bereidwillige landbouwer die er naderhand zijn aardappelen in sorteerde. Voor de ‘pseudo-gothieke retabels’ en de ‘wansmakelijke kruiswegstaties’ kwam een andere oplossing. Eind november 1966 ging een witte verflaag over alle neogotische polychromie. Plots was de kerk een klare, maar steriele ruimte. De gewaagde moderne ingreep werd toen al iconoclastisch genoemd.

Herwaardering met hulp van een brandje

Die witte toestand was er slechts twintig jaar. Met de komst van pastoor Raymond Calmeyn (pastoor van 1986 tot 1997) werd de neogotische waarde van de kerk opnieuw ingezien. In de nacht van 28 op 29 december 1986 zorgde een brandje bij de kerstbeelden en het altaar voor een roetlaag in heel de kerk. Dat ongeval werd een opportuniteit om de kerk opnieuw in neogotische kleuren te schilderen, maar dan soberder. Schildersbedrijf Jan Declercq uit Watou kreeg in 1987 de toewijzing voor de werken. De beschildering gebeurde stapsgewijs naargelang fondsen beschikbaar waren via o.a. subsidies  en schadevergoeding. Zuilen en ribgewelven kregen bruine accenten. In 1989 mocht Jan Declercq ook de polychromie van de kruiswegstaties (zie pp. 68-74) realiseren, met een schitterend resultaat. In 1989 kregen het tabernakel (zie pp. 94-97) en het Onze-Lieve-Vrouwbeeld (zie p. 85) hun opfrissing en in 1992, 1994 en 1995 polychromeerde de Sint-Kruise schildersfamilie Hernou de drie retabels.

De zijdeuren van het in 1988 teruggekeerde koorgestoelte kregen in 1992 een nieuwe bestemming als afsluiting van de doopkapel achteraan. In datzelfde jaar werden de glasramen en het maaswerk met dertig jaar vertraging eindelijk opgeknapt. De klok Sint-Jozef (1950) kreeg in 1995 gezelschap van klokken Maria en Johannes.

Met pastoor Jan Rossey (pastoor van 1997 tot 2008) kwamen hedendaagse kalligrafische kunstwerken binnen. Het begon in het heilig jaar 2000 met het kunstwerk ‘In hoc signo vinces’ (zie pp. 76-77 ) en in 2001 kreeg de Emmaüskapel (de vroegere sacristie) een glazen altaarblad. In het jubileumjaar 2003 (‘150 jaar neogotische kerk’) werd in de vroegere doopkapel een labyrintvloer gelegd (zie p. 55) en kwamen boven de toegangsdeuren chronogrammen (zie p. 8 ).   

In 2007 zorgde het project Drievoud naar ontwerp van architect Pieter Deruwe (°1965, diaken gewijd in 2013) voor een expositieruimte met symbolenvloer in de vroegere rouwkapel (zie p. 4). De inkom kreeg een eigentijds boekenrek en stoelgeldmeubels. Het orgel van Pierre Schyven (1867-1916) uit 1895 tenslotte maakte plaats voor een digitaal Johannusorgel.

▲ Luc Hernou aan het werk (foto: privécollectie familie Duyck)


De ‘Peellaertkapel ‘ of ‘Onbevlekte Ontvangenis van Maria’ in Male (1680-1966)

Langs de Maalse Steenweg (vroeger ‘Antwerpse Heerweg’) hadden advocaat Thomas van der Plancke en zijn vrouw Francesca Van de Voorde in 1680 een kapel laten bouwen. Zij bewoonden het landhuis ‘De Vijvers’ in Male (nu Salons Lodewijk van Male). Elke zaterdag en elk Mariafeest lieten ze een kaars branden voor een Mariabeeld uit de late 14de eeuw (zie p. 81). Wie er bad bekwam twintig dagen aflaat. In 1871 breidde eigenaar Eugène baron de Peellaert (1831-1916) de kapel Onbevlekte Ontvangenis van Maria uit van 12 naar circa 50 m², goed voor twintig gelovigen. Het gebedshuis kreeg aan de voorkant een bakstenen puntgevel en een zadeldak. Volgens de traditie schonk de familie de Peellaert aan de kerk van Sint-Kruis uit hun privécollectie een 16de-eeuwse triptiek met de voorstelling van de aanbidding der wijzen (zie pp. 41-44). In 1948 schonken ze de kapel met inboedel aan de kerkfabriek van Sint-Kruis, met expliciete vermelding van het oude Mariabeeld en een drieluik ‘De kroning van Maria’ (circa 1550, zie p. 83). Maria diende blijvend te worden vereerd in de kapel. De ‘Peellaertkapel’ trok tijdens de meimaand en met nieuwjaarsnacht veel bedevaarders aan. De zondagsmissen werden door steeds meer oudere of zieke Malenaars bijgewoond die Vivenkapelle, Sijsele of Sint-Kruis te ver vonden. ‘Hun parochiekapel’ werd snel te klein.

De verdwenen Peellaertkapel, in 1998 geschilderd door Louise Schaeverbeke (1921-2019) naar een aquarel van Eugène de Peellaert (1831-1916) en geschonken door Octaaf Cocquyt aan de parochie Sint-Thomas van Kantelberg. 


Noodkapel Sint-Thomas van Kantelberg (1951)

In 1935 begon kanunnik Alberic Decoene (1881-1958) de zondagsmis voor de Malenaars niet langer in de Peellaertkapel te vieren, maar in de meisjesschool die sinds 1927 actief was nabij hoeve Couvent van de familie Kerckaert langs de Brieversweg. Twee klaslokalen werden daarvoor elke zondag omgebouwd tot kapel. Die wekelijkse sleur en het te grote aantal misgangers noopten tot de bouw van een voorlopige ruime noodkapel bij de school, met erboven een feestzaal. Die wijkkapel werd ingezegend op 21 oktober 1951 en toegewijd aan Sint-Thomas van Kantelberg. Zijn beeltenis werd in september 1953 in de voorgevel geplaatst (zie ook p. 39). Nu kon de oprichting van een zelfstandige parochie in Male echt niet langer op zich laten wachten, vond kanunnik Decoene. Pas op 16 oktober 1961 erkende bisschop De Smedt de parochie Sint-Thomas van Kantelberg. Zij kreeg de Peellaertkapel in bezit. Wegens sloping ervan omwille van de verbreding van de Maalse Steenweg in januari 1966 verhuisde de inboedel, waaronder de glasramen (zie p. 49), het altaar en twee gedenkstenen, naar de wijkkapel. De verhoopte grote kerk kwam er echter niet, ook al was er door de verkaveling van de Malehoek dringend nood aan een ruimte voor 400 mensen en was daarvoor sinds 1952 bouwgrond beschikbaar tussen de Berkenlaan, Vijversdreef, Beukenlaan en Vuurkruisenlaan. Een ideeënwedstrijd probeerde in 1968 en 1973 het project opnieuw concreet leven in te blazen. Onderhandelingen sprongen af en plannen belandden in het archief. Het stuk grond is ondertussen een groene zone met speelbosje geworden.


Nieuwe Sint-Thomas-van-Kantelbergkerk (1995)

Pastoor Jos Gheysens kreeg in 1989 schot in de zaak bij het bisdom en het stadsbestuur. Er mocht een ruime kerk komen tussen de Brieversweg, de Malehoeklaan en de Malelatenstraat. Uit vijf inzendingen koos de jury in mei 1990 het ontwerp van architectenbureau Groep III. Architect Herman Markey nam de uiteindelijke opvolging op zich. Het is een kerk met een open karakter geworden. Dat zie je buiten al: de toren is open en het kruis wijst naar de vier windrichtingen.

De Brugse Algemene Bouwonderneming kon starten met de bouw in maart 1994. Ondertussen werden her en der fondsen verzameld, vooral dankzij gulle, actieve en creatieve parochianen. Het hele verhaal is te lezen op de website van de parochie. Uiteindelijk verhuisde op zondag 25 juni 1995 een stoet van delegaties van parochiale verenigingen en functies de inboedel van het noodkerkje symbolisch naar de nieuwe kerk.

Binnenin zorgen de vele hoge ramen voor openheid op de wereld. Architect Markey beschreef zijn ontwerp als volgt: ‘De binnenruimte is eerlijk, zoals de verschijning naar buiten toe, eenvoudig van materialen, ambitieloos als vormgeving. De sfeer is ingekeerd en plechtig. De architectuur is sober en sereen, de schakeling van de verschillende delen is helder en functioneel en logisch. De ruimtelijke werking van de kerk en de oordeelkundige beheersing van het licht geven het geheel een sacraal karakter. De gebedsruimte is enerzijds intiem, maar tevens open naar de door een muur omsloten ruimte.’ De aflopende vloer zorgt voor een soort tribune-effect en vergroot de zichtbaarheid van het altaar. Geen sinecure, noch voor de tegellegger, noch voor wie de stoelpoten op maat moest krijgen. Het cederhouten plafond accordeert met de betonstenen. Opvallend is het symboolvlak nabij de hoofdingang. Vooraan zijn het altaar en de ambo’s, gekapt uit Grieks marmer uit Thassos, betekenisvol vergezeld door bronzen liturgische kunstwerken van de Duitse kunstenaar Eugen Keller (zie p. 67). Dit alles is mooi geaccentueerd door bovenlicht.  


De kerk Sint-Franciscus van Assisi (1963 - 2015)

In de Karel Van Manderstraat werd op 21 december 1963 de eerste steen gelegd van een gloednieuwe, ruime en klare parochiekerk, genoemd naar Franciscus van Assisi. Dit project werd mogelijk dank zij de steun van heel veel milde of bereidwillige parochianen en van Domus Dei die o.a. de grond aankocht. De kerk werd eigendom van vzw Bisdom Brugge die het eind augustus 1964 ter beschikking stelde van de parochie en in 1974 verkocht aan de stad Brugge. De modernistische zaalkerk (35 m  x 18 m x 6 m hoog) is gebouwd uit sobere gele baksteen en is ontworpen door architect Christ Vastesaeger (1925-2012) uit Assebroek. Hij tekende veel kerken in ons bisdom, zoals in Bellegem, Deerlijk, Ingelmunster, Oudenburg, Roksem en Vichte. Hun torens zijn een open skelet in gewapend beton en zijn vaak met de kerk verbonden door een luifel. De binnenwanden bestaan uit gepolijste jurasteen. Vooraan kwam, typisch voor de sixties, een houten bekleding. De kerk bood ruimte aan 400 personen.

De kerk werd op 10 juli 1965 ingewijd als ‘hulpkerk van de Heilige Kruisverheffing’. Bij Koninklijk Besluit werd de kapelanie op 31 december 1970 officieel parochie, maar had eigenlijk al sinds december 1969 Henri Vandenbussche als pastoor. Ruim vijftig jaar lang vierden parochianen er feesten en sacramenten, werden mensen er gedoopt, gehuwd en begraven en oefenden koren er hun liederen in.

De voormalige Sint-Franciscus-van-Assisikerk   ►▲

(Foto’s ©M&M, februari 2015)           

Door de ontkerkelijking moeten in elke gemeente kerken sluiten. Voor Sint-Kruis viel de keuze op de Sint-Franciscus-van-Assisikerk en de Sint-Lutgardiskerk (’t Schuurtje). De Sint-Franciscuskerk werd in 2015 aan de eredienst onttrokken en is sinds vrijdag 29 november 2019 eigendom van de vzw Karel de Goede. In 2022 zal de voormalige kerk worden verbouwd tot multifunctionele zaal en nadien als sportruimte worden gebruikt door de school MIA-Brugge (opvolger van Instituut Mariawende-Blydhove). Het beeldje van Sint-Franciscus (1975, zie p. 112) zal een bijzondere plaats krijgen.

Het kerkinterieur zelf werd weggeschonken of betaalbaar verkocht aan bestemmingen binnen het bisdom, zoals het wandtapijt met Sint-Franciscus (1971, zie p. 115) en de koormeubelen aan het Huis van de Bisschop, de kruisweg van Ploum (1969) aan de kapel van het VTI in Brugge, het Mariabeeld aan de weekdagkapel van de Christus Koningkerk, het orgel en de doopvont (zie p. 45) aan de Sint-Pauluskerk (Sint-Pieters-Brugge) en de klokken Sint-Franciscus, Maria en Henricus (1967) in 2017 aan de decanale Sint-Amandus-en-Blasiuskerk in Waregem.