De verdwenen noodkerk Sint-Lutgardis, alias 't Schuurke
(tekst: Johan Duyck en Eric Colenbier, 8 maart 2023, foto’s WHSK)
Na de tweede wereldoorlog nam de bevolking in Sint-Kruis en Assebroek enorm toe door meerdere verkavelingen. Eén ervan ontwikkelde zich begin de jaren 1960 door de Nationale Maatschappij voor de Kleine Landeigendommen op de weilanden van hoeve Bouchoute, ook wel Ter Lo genoemd. Kleinere verkavelingen kwamen in zijstraten van de Vossensteert. In de Engelendalelaan en aanpalende straten kwamen villa’s. De een spreekt over de wijk ‘Vossensteert’, de ander over ‘wijk Paalbos’ of wijk ‘Ter Lo’. Het gebied strekt zich uit over het grensgebied van de toenmalige gemeenten Sint-Kruis en Assebroek tussen het Veltembos en de oude Spoorwegbedding. Een verdere uitbreiding zou het gebied van de Gemeneweidebeek worden, maar dat werd omwille van het waterziek karakter gelukkig nooit verkaveld.
Voor gelovigen lag de wijk nogal ver van de kerken Sint-Kristoffel, Heilig-Kruisverheffing, Maria Assumpta en Sint-Thomas Van Kantelberg. Die kerken zouden de verwachte toestroom van gelovigen trouwens niet aankunnen. Daarom startte het bisdom de procedure voor de oprichting van een nieuwe parochie. Ondertussen kwam er op vraag van de bisschop in 1961 een wijkafdeling van de basisschool Mariawende. Die startte in september 1962 met een eerstejaarsklasje in de Beeweg en groeide schooljaar na schooljaar verder uit. Af en toe gingen reeds zondagsmissen door in het schooltje.
Een nieuwe parochie (1963)
Om de vele nieuwe gezinnen pastoraal te kunnen bedienen creëerde bisschop Emiel Jozef De Smedt op 5 november 1963 een nieuwe parochie, toegewijd aan Sint-Lutgardis van Tongeren (1182-1246). Dat was een mystica en is de patroonheilige van blinden, zwangere vrouwen en de Vlaamse Beweging. De omliggende parochies werden een stukje kleiner: Sint-Kruis stond 654 en Assebroek 368 inwoners af aan de kersverse parochie die dus startte met 1022 potentiële parochianen. In 2003, bij de afbraak van het Sint-Lutgardiskerkje, waren er dat 2200.
Tot waar liep die parochie dan? We vertrekken voor het aflopen van de grens bij het recente fietspad langs het Veltembos. Die voormalige zandige landweg was de noordelijke grens (eigenlijk de beek). Vandaag kun je via dat fietspad de straat Ijzerland inrijden richting Vossensteert en zo de grens volgen. Die liep verder rechtsaf langs de Vossensteert richting Assebroek en dan linksaf via Zuiderakker om zo uit te monden in het fietspad Gemene Weideweg Zuid langs het natuurgebied Gemeneweidebeek. Hoeve Hangerijn en de basisschool Paalbos lagen dus net niet binnen het parochiegebied. De grens volgde gewoon het huidige fietspad en sloeg linksaf de straat Warande in naar het Paalbos. De grens volgde dan rechtsaf de rand van het bos richting Engelendalelaan, dwarste die en liep verder via de Beukendreef tot aan de Spoorwegbedding. De parochiegrens volgde de spoorwegbedding tot de Ryckeveldestraat en keerde zo terug naar de Engelendalelaan om die een flink eind te volgen tot aan de Maalse Steenweg, dan naar links tot aan de Vossensteert en via de Veltemweg verder tot aan de Boomkwekersstraat, net voor de camping, terug richting huidige fietspad langs het Veltembos waar we gestart waren.
De schuur van bouwpastoor Vercruysse
De schuur van bouwpastoor Vercruysse
Eind april 1963, een half jaar voor de oprichting van de parochie, had de bisschop reeds priester Karel Vercruysse (1913-1986) aangesteld tot pastoor. Hij had er wel nog geen kerk Daarvoor had het bisdom 82 are grond beschikbaar liggen in de Opkensstraat, het huidige grasveld voor de petanqueclub op grondgebied Assebroek. Die was een recente schenking van de families Môles de Bailly en Marcel Hollevoet. Een kerk voor 450 gelovigen, een pastorie en een parochiezaal bouwen doe je echter niet in enkele weken tijd. Hij kreeg er tien jaar voor. Pastoor Vercruysse moest ondertussen creatief en ondernemend zijn om een voorlopige oplossing te vinden. In een nieuwe wijk vind je niet bepaald een geschikte zaal. De eerste liturgische vieringen gingen alvast door in de turnzaal van het basisschooltje die daarvoor elk weekend moest omgeturnd worden tot een kapel.
Ondertussen trok de pastoor op speurtocht naar een meer duurzame oplossing in afwachting van de bouw van een deftige stenen kerk. Hij moest een soort pop-up kerkje zien te vinden. Een prefab of barak misschien? In de zomer van 1963 had hij een parochiefeest kunnen organiseren in de schuur van hoeve Bouchoute van de familie Van Belleghem. Herinnerde die schuur hem aan het huwelijksfeest van de dochter van baron Jacques de Crombrugge de Looringhe (1911-1998) en barones Marie-Louise van Caloen de Basseghem in Varsenare? Daar had hij een houten constructie gezien die ze voor de gelegenheid hadden laten optrekken en die kon worden afgedekt. Zou dat niet…? Pastoor Vercruysse trok zijn stoute schoenen aan en verkreeg warempel dat hij het houten skelet mocht gebruiken om zijn voorlopig noodkerkje te bouwen. Nu nog grond vinden daarvoor. Alvast niet langs de Opkensstraat, want daar zou de kerk moeten komen. De speelplaats van de basisschool langs de Beeweg misschien? De Zusters van Maria Van Pittem stemden toe en de spreekwoordelijke kogel was door de kerk. De pastoor was persoonlijke eigenaar van de materialen, de zusters van de grond, de kerkraad stond in voor huur en onderhoud.
De romantische pastoor had een houten replica van een Brabantse hooischuur voor ogen die hij eens ergens had gezien en sprak architect Arno Brys (° 1928) uit Sijsele aan voor het ontwerp. Het werd een merkwaardige, maar stemmige creatie. Tussen de overal oprijzende huizen timmerden pastoor Vercruysse en edelmoedige parochianen onder leiding van voorzitter Van Ryckeghem hun tijdelijke kerkje uit sparrenhout en riet. De eerste mis werd er opgedragen op 18 december 1963 en bisschop De Smedt wijdde de kerk officieel op 22 december. Jezus had nu wel “Zijn huis in de parochie”, maar de pastoor nog niet. De gemeenten Sint-Kruis en Assebroek betaalden samen de huur van een huis in De Linde in Sint-Kruis voor hem. Pas op 26 juli 1965 werd de parochie juridisch erkend bij Koninklijk Besluit.
De donkerbruine houten basisconstructie van het schuurkerkje ondersteunde een licht balkgebinte waarin de boomstructuur van de dennen nog zichtbaar was. Met het overkoepelende strooien onderdak leek het op een missiekerkje. Zo werd het zelfs letterlijk genoemd in nr. 7 van het parochieblad ’t Klokje van 1965. In de volksmond had men het vooral over “het Schuurtje” of “het Schuurke”. Om de kerk beter tegen weer en wind te beschermen, kreeg het dak naderhand een buitenbekleding van bitumenplaten. Binnen bleef het stro zichtbaar.
Naast de kerk stond een houten open klokkentoren met twee bronzen klokjes. Eén ervan had pastoor Vercruysse gekregen van pastoor Kinds, een collega uit Nieuwpoort. Het opschrift "ME FECIT LOVANII O MICHAUX 1913" betekent “O Michaux uit Leuven heeft me gemaakt in 1913”. De klok was afkomstig uit de Sint-Bernarduskerk te Nieuwpoort-Bad en overleefde dus tweemaal de opeisingen door de Duitsers. Omer Michaux (1877-1956) was een Leuvense klokkengieter. Sinds Allerheiligen 2010 bevindt het klokje zich in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw-Onbevlekt-Ontvangen in Ver Assebroek. Een stoet bewoners begeleidde toen de verhuizing van de klok in een open koets naar zijn nieuwe bestemming.
Vooraan in de kerk bevond zich een gebogen witgeschilderde absismuur met daarvoor het altaar: een zware ruwe plank, ondersteund door robuuste eiken poten. De positie van het altaar volgde meteen de nieuwe liturgische richtlijnen van het concilie Vaticanum II uit 1963. Rechts ervan prijkte, op een stenen sokkel met een expressief gebeeldhouwd kersttafereel en erboven een houten tabernakelhuisje met rieten dakje. Achter de absisboog en de houten klapdeuren bevond zich de sacristie. Daarachter werd later een parochiezaaltje gebouwd.
Links van het altaar hing een Christuscorpus uit gevlochten houtrepen of riet. Het is een realisatie van Albert Setola (1916-1981) uit Sint-Michiels. Deze veelzijdige kunstenaar en illustrator was actief in Brugge, o.a. als leraar tekenen aan de Brugse Kunstacademie. Hij had kort voordien, tijdens de expo van 1958, de eerste prijs gewonnen in de nationale beeldhouwwedstrijd 'Pro Arte Christiana' die hedendaagse christelijke kunst wou promoten. Het beeld is zowat twee meter hoog en hangt nu aan een pijler in de kerk van Ver-Assebroek.
De kerk kon ongeveer 250 personen plaats geven op houten zitplanken - zonder leuning - die rustten op betonnen blokken die in de bakstenen vloer waren ingemetseld. Veel flexibiliteit was er dus niet. De collecte- en communiemandjes moesten daarom worden doorgegeven. Vele bezoekers waren geraakt door de knusse soberheid van dit kerkje. Het werd daarom graag gekozen voor huwelijken of doopsels. Soms volgden tot 350 gelovigen zittend en staand de vieringen. Honderd te veel om goed te zijn… vond de brandweer. Daarom besloot de kerkraad afstand te doen van de kerk en die te huren aan de nieuwe eigenaar: pastoor Vercruysse die effectief oorspronkelijke eigenaar van het materiaal was…
Geestelijken verbonden aan de parochie
Antoon Scheire († 2020), de voormalige medepastoor van de Heilig-Kruisverheffing, was er vanaf circa 1968 een graag geziene hulppriester. Hij lokte met zijn gevatte, meditatieve en progressieve preken veel volk naar het daardoor algauw te kleine “Schuurke”. Hij was ook psychotherapeut. Op Pasen 1988 stelde uitgeverij Tabor in de kerk zijn boek “In ‘t Schuurtje verwoord: woorden over het Woord.” voor, een selectie van veertig van zijn preken. De opbrengst kwam ten goede van ’t Schuurtje en van een project in Bolivia.
Pastoor Vercruysse moest eind 1978 wegens ziekte de fakkel doorgeven. Vanaf 21 januari 1979 volgde Jozef Van Coppenolle (1924-1989) hem op. Hij was medepastoor in de Sint-Catharinaparochie (Assebroek), waar hij bleef wonen in afwachting van de reeds lang beloofde pastorie. Die kwam er uiteindelijk in de Opkensstraat in april 1982. Ook priester Van Coppenolle had de gave van het woord en van de pastorale zorg. Ook hij kon rekenen op een sterke kerk- en parochieraad die de pastoraal hielpen dragen. Wegens een slepende ziekte moest pastoor Vancoppenolle sneller dan verwacht worden opgevolgd. Hij overleed begin januari 1989.
De derde pastoor van Sint-Lutgardis werd vanaf 19 maart 1989 pastoor Noël Reynaert (1932-1998). Hij had het niet gemakkelijk. De ontkerkelijking zette zich door, zeker in die jonge gezinnen. Al te vaak werd hij vergeleken met zijn sterke voorgangers die de gave van het woord hadden. Het aantal misvolgers nam snel af. Ook hij werd ziek en moest na tien jaar worden opgevolgd. Nu rees de vraag: heeft de parochie nog toekomst en is een nieuwe pastoor nog wel aangewezen? De beloofde kerk zal er wellicht nooit komen en het noodkerkje is eigenlijk niet veilig.
Het werd de ondankbare taak van jonge medepastoors van de parochie Sint-Catharina om de zaak ondertussen te beredderen: van 1998 tot 2002 priester Luc De Graeve (°1962) en van 2002 tot 2003 priester Rudi De Smedt (°1964). Je voelde zo aan dat de parochie zijn zwanenzang zong…. Een ontzielde gemeenschap met een dertigtal goede zielen.
Veertig jaren later…
De parochie dreigde ondertussen ook zijn iconisch schuurkerkje te verliezen. Boosdoener was een kolonie houtwormen die in die dertig jaren tijd flink hun vernietigende werk had gedaan. Dat was het verdict van een onderzoek dat de alerte kerkraad in april 1996 had laten gebeuren. Op 22 juli werd gans het kerkje voor 48 uur hermetisch verpakt in een reuze plastieken zak zodat giftig gas het ongedierte kon doden.
De KO-slag kwam zes jaar later, in april 2002. Het verslag van de brandweer vermeldde dat het houten gebouwtje niet meer voldeed aan de strenger geworden eisen voor brandveiligheid. Het moest zo snel mogelijk grondig worden aangepast en voorzien van brandvertragende materialen. Was daarin investeren nog verantwoord gezien het lage aantal kerkgangers? De erfpacht liep wel nog tot 2017. Emoties en ratio stonden tegenover elkaar. Op 27 juni 2002 hakte het bisdom zelf de knoop door: “het kerkje wordt onttrokken aan de eredienst”. Een totale verrassing. De missen konden nog tot eind augustus 2002 doorgaan in het kerkje, maar vanaf 1 september moest dat gebeuren in het parochiezaaltje achter de kerk. Dat kon totaal niet de sfeer van het kerkje evenaren.
Ook het aanpalende basisschooltje De Zonnetuin zat met de handen in het haar: tijdens de week deed dat zaaltje dienst als refter en ’s avonds als parochiale vergaderzaal. Dat elk weekend vrij houden voor de eredienst was geen evidentie. De school zag in de leegstaande kerk wel een opportuniteit als stapelplaats voor materiaal.
Met lede ogen zagen omwonenden op maandag 10 november 2003 hoe een grijpkraan van firma Bolliou zijn sloopplicht vervulde. Een emotionele leegte bleef achter… en een verdenkende gedachte stak de kop op: wrijft de basisschool nu niet in zijn handjes omdat er nu ruimte is voor een houten prefab barak voor kleuterturnen, computerklas en leraarskamer? Die kwam er inderdaad en respecteerde qua uitzicht eigenlijk het visueel vertrouwde beeld.
Wat met de zondagsmissen? In een kamer van de pastorie? Die vraag werd overbodig in 2004 toen het bisdom besliste de parochie op te heffen. Hier valt het doek over ons verhaal.
Nostalgie
Op 1 januari 2008 huurde de basisschool definitief de parochiezaal het Schuurke aan Decanale Werken. Met respect voor de traditie werd het houten bouwwerk met eigen middelen omgebouwd tot de huidige houten prefabgebouw: een polyvalente zaal Het Zonnehuis. Dat werd eerst gebruikt als refter, polyvalente ruimte en bureel voor de beleidsmedewerker en vandaag voornamelijk als turnzaal voor de kleuters en eetzaal voor ‘s middags. Door de verhoogde nieuwbouw van de school ernaast lijkt de houten barak nu wel gekrompen.
De verbindende spirit van wat het ‘Schuurke’ ooit was, leeft wel verder in de plaatselijke dynamische buurtvereniging.
Voor meer verdiepende informatie over de perikelen rond de eigenlijk bedoelde kerk die er nooit kwam, de samenstelling van de bekwame kerkraad en namen van verdienstelijke personen verwijzen we graag naar het artikel van Marc Carlier, ‘Kroniek van een aangekondigde dood: de noodkerk Het Schuurke aan de Beeweg gesloopt’, in jaarboek 21 van de Heemkundige Kring Arsbroek (2004), p. 53 tot 72.