Struikelstenen in Sint-Kruis
Deel III: Gustaaf Dehaese († Duitsland, 8 januari 1945), Moerkerkse Steenweg 447 in Sint-Kruis
Véronique (Véro) Dehaese, achternicht van Gustaaf, hoorde thuis vaak een vaag oorlogsverhaal over haar overleden grootoom Gustaaf. Dit intrigeerde haar jaren lang. Uiteindelijk bestudeerde Véro zijn levensverhaal en contacteerde in december 2022 onze Werkgroep Heemkunde Sint-Kruis. Ze kwam ons in mei 2023 vertellen over haar onvoorstelbare speurtocht en over het voorlopige resultaat. We verwezen haar door naar de vzw Struikelstenen Brugge. Zo hielp Véro bij de realisatie van de huidige struikelsteen in de stoep van Moerkerkse Steenweg 447 in Sint-Kruis. Hieronder vind je onze synthese van de samenvatting van haar verhaal door Karl Duc van de vzw. Ze las het na en corrigeerde waar nodig. Het volledige verhaal vind je op via deze link op de website van de vzw Struikelstenen..
Gustaaf Dehaese werd geboren op 24 maart 1912 en woonde in de Moerkerkse Steenweg 429 (nu 447) in Sint-Kruis, tegenover het huis de Pelikaan. Zijn ouders waren de werkman Florentius Dehaese (° Lo, 1876) en huishoudster-winkelierster Alida Sinnaeve (°Ichtegem, 1880). Ze hadden acht kinderen, waarvan twee zeer jong overleden. In documenten wordt Gustaaf ‘koorndrager’ en ‘timmerman’ genoemd. Hij bleef ongehuwd. Op zijn dertigste werd hij door de Duitse bezetter aangehouden. Waarom?
Spion namens de Nationale Partij
Gustaaf Dehaese was tijdens de Achttiendaagse Veldtocht van mei 1940 soldaat. Wellicht leerde hij tijdens zijn legertijd leden van de Nationale Partij kennen en sloot zich aan in april 1941. De groep was Leopoldistisch, Belgisch-nationalistisch en anti-Duits en wilde niet berusten in de nederlaag van België van 28 mei 1940. De Nationale Partij was sinds 31 oktober 1940 door de Duitse bezetter verboden. De clandestien geworden groep was namelijk geëvolueerd tot een verzetsbeweging. Het hoogtepunt van de activiteiten van de groep was een Belgische manifestatie, aan de vooravond van 21 juli 1941. Jonge sympathisanten namen het in straatgevechten op tegen de Zwarte Brigade en rond de markt van Brugge tegen de militie van het VNV (Het Vlaams Nationaal Verbond, een collaborerende partij). Dit leidde tot Duitse repressie eenmaal de leden gekend waren.
Zij werden daarin geholpen door de beruchte verklikker Prosper De Zitter (° Passendale, 1893). De vijftiger had een bedenkelijke ‘carrière’. Hij was na een veroordeling wegens verkrachting van een 13-jarig meisje tijdens WO I naar Canada gevlucht. In 1938 keerde hij terug naar België. Bij het begin van de bezetting sloot hij zich aan bij de Duitse contraspionage (SIPO-SD). Dankzij zijn perfecte beheersing van het Engels slaagde hij er herhaaldelijk in om zich voor te doen als een Britse agent en zo in verzetsgroepen te infiltreren, zoals in de Nationale Partiij. Samen met zijn vriendin Florentine Giralt verklikte hij liefst 12.000 verzetslieden! Het bracht hem vier miljoen frank op. Hij werd daarvoor na de oorlog geëxecuteerd op 7 september 1948.
Terug naar 1941. Om hun infiltrant niet te ontmaskeren, maakten de Duitsers gebruik van de relletjes van 21 juli om eerst acht mensen op te pakken en later, op 26 juli 1941, ook de leiders van de Nationale Partij. Tijdens een huiszoeking werd de ledenlljst van de NP gevonden. Hierop werden tweemaal arrestaties verricht. In totaal zouden 26 leden van de NP de Duitse terreur niet overleven.
De zending ‘Williams’
Op de lijst stond de naam van Gustaaf Dehaese. Volgens getuigenissen was hij in opdracht van de NP, meer bepaald van het inlichtingennetwerk ‘SRA Williams’ (SRA = ‘Service de Renseignements d’Action’) geïnfiltreerd in Duitse organisaties om zo inlichtingen in te winnen en door te geven aan de geallieerden. Weinigen wisten dat hij infiltrant was van het VNV en de DM-ZB en dat hij als chauffeur aan de slag ging bij de NSKK. Hij droeg dus het zwarte uniform van de DM-ZB.
Karel Baert en Jerome Lamote waren lid van de NP. Ze waren bevriend met Gustaaf en ontmoetten elkaar geregeld op café in de Langestraat. Op een moment hadden ze ruzie en kort daarna, op 26 januari 1942, werd Jerome Lamote aangehouden en de dag nadien ook Karel Baert. De moeder van Karel wilde haar zoon bezoeken in de gevangenis van Sint-Gillis, maar dat werd haar geweigerd. Ze ging naar het hoofd van de gevangenis uitleg vragen. Die legde haar foto’s voor met de vraag of ze er iemand op herkende. Ze gaf de naam van Gustaaf Dehaese omdat ze ervan uitging dat hij zijn vrienden had verklikt.
Gustaaf werd erbij gehaald. Er ontstond een ruzie met de moeder van Karel Baert. Gustaaf probeerde haar te doen zwijgen met “als ge niet gaat zwijgen, zult ge weldra zitten waar uw zoon zit”. Zij interpreteerde dat niet als een goedbedoelde waarschuwing, maar als een bedreiging. Ze bleef herhalen dat hij als ‘collaborateur’ zijn vrienden had verklikt. Gustaaf begreep dat hij verraden was. Na zijn vrij weekend keerde hij niet meer terug naar Sint-Giillis. Hij ging weer werken in Brugge.
Kort daarna, op 14 februari 1942, stapte Gustaaf Dehaese aan de halte bij de Doornhut af van Tram 6, vlakbij zijn ouders waar hij woonde. Plots werd hij door enkele mannen opgepakt en meegevoerd. Na zijn arrestatie hoorde zijn familie niets meer van hem. Hij kwam in de handen terecht van de ‘GFP 530’, een onderdeel van de Geheime Feldpolizei dat zich specialiseerde in de strijd tegen de inlichtingendiensten en de ontsnappingslijnen van het verzet. Gustaaf belandde eerst in de gevangenis van Sint-Gillis en werd geregeld ’s morgens vroeg ondervraagd in de Dwarsstraat (Sint-Joost-ten-Node). Sommige agenten waren gespecialiseerd in martelmethodes.
Gustaaf werd samen met de andere beschuldigden van de Nationale Partij door het ‘Sondergericht’ (= speciale rechtbank) in Essen op 11 mei 1943 veroordeeld. Ze werden als ‘Nacht und Nebel-gevangenen’ afgevoerd naar de concentratiekampen. Hij verbleef in diverse gevangenissen en werkkampen tot hij op 8 januari 1945 uiteindelijk overleed aan ontbering en tyfus. De oorlog was in België toen al maanden voorbij… Op het moment dat zijn rouwprentje gedrukt werd, maanden later, dacht men nog dat het op 10 januari was.
Het is gekend dat de bezetter alles minuscuul bijhield. Op een document van 8 januari 1945 staat Gustaaf vermeld als overleden in de ziekenbarak. Op 9 januari 1945 staat hij op de lijst van de verzamelde lijken. Tot slot blijkt hij uitgeschreven uit het kamptotaal op 10 januari. Zijn ‘geld’ werd overgeboekt naar de thesaurie van het kamp.
Moeizame erkenning na de oorlog
De familie noemt hem op het rouwprentje ‘weerstander’ en ‘politiek gevangene’. Dat was nogal gedurfd, want officieel was dat niet erkend. Het dossier dat zijn ouders indienden om Gustaaf Dehaese te erkennen als weerstander, werd zelfs in beroep negatief geklasseerd. Men vond de verklaringen van medestanders van de NP en van getuigen ten gunste van Gustaaf te weinig objectief om als bewijs te gelden. Papieren die aantoonden dat hij op de uitdrukkelijke vraag van de NP was toegetreden tot de NSKK om inlichtingen te verzamelen en dat hij ook effectief inlichtingen had doorgegeven, waren er niet. Dat hij lid was van Duitse organisaties speelde hem dus parten. Was zijn broer trouwens ook niet Duitsgezind geweest? Na jaren won zijn moeder uiteindelijk het pleit. Op 18 februari 1952 werd bij zijn overlijdensakte genoteerd ‘stierf voor België’.
En dan werd het stil, tot zijn achternicht Véronique Dehaese verwoed in de archieven ging snuisteren en met een stevig dossier uiteindelijk postuum voor eerherstel zorgde. Dankzij haar kreeg hij uiteindelijk recht op een struikelsteen voor zijn ouderlijke woning, Moerkerkse Steenweg 447. Ze was erbij tijdens de inhuldiging van de steen voor het huis Moerkerkse Steenweg 447 en las toen volgende tekst voor, die ze zelf heeft geschreven:
“Waar je ook bent
ik zou het niet weten
niet in afstand of tijd te meten
maar ik heb je bij me diep in mij
daarom ben je zo dichtbij “ (Toon Hermans)
Lieve nonkel Staf,
14 februari 1942 was voor jou geen Valentijnsdag. Je vertrok 's morgens vanuit dit huis naar je werk. Wellicht wist je dat er iets stond te gebeuren nadat je niet meer teruggekeerd was naar Brussel, maar wat, waar, wanneer of hoe was koffiedik kijken. Je wachtte af.
Na je werkdag kwam je met tram 6 terug tot aan de Doornhut, iets verderop hier. Je stapte af en werd opgepakt. Opgepakt om nooit meer terug te komen in dit huis, dat je 's morgens had verlaten. Niemand van wie je hield, zou je nog horen of zien, geen afscheidsknuffel, geen afscheidszoen. Je wist alleen waarom, maar niet wat ging komen. Je had het je ook niet kunnen voorstellen, het was te onmenselijk wreed. Drie jaar lang heb je de grootste vernederingen ondergaan.
Hoe ongelooflijk sterk moet je mentaal geweest zijn om het zo lang vol te houden. Zelfs je lichaam onderging, maar hield vol. Ik heb geprobeerd om me in te beelden wat er zich in je hoofd moet hebben afgespeeld. Blokte je alles af ? Verstand op nul, blik op oneindig ? Lukt dat als je elke dag honger hebt en toch loodzwaar werk moet doen ? Of was het je overtuiging die je rechtop hield ? Ik kan er niet bij. Van wie deze horror overleefde, hoorden we achteraf dat je nooit iemand aan de galg hebt gepraat. Je bleef zwijgen.
Wat een respect heb ik voor jou ! Voor wie je was in betere tijden: de lievelingsoom van mijn vader, die zich bleef herinneren hoe hij paardje mocht rijden op je knie; de vrijgevige die 's avonds dood van de honger thuis kwam omdat je je boterhammen had uitgedeeld aan anderen. Voor wie je was in de laatste 3 jaar van je bestaan (al is dat laatste woord overdreven) :de verzetsstrijder tegen het onrecht dat je land en medemens werd aangedaan. Je gaf er je leven voor.
7 december 2024, bijna 83 jaar nadat je hier bent vertrokken uit dit huis op nr. 447, komt je ziel eindelijk terug thuis om rust te vinden. Maar niet zonder herdacht te worden door wie hier vandaag rond je staat, door wie hier de komende tijd zal stilstaan bij deze struikelsteen, door wie over je zal lezen. En iedereen zal beseffen dat je je eigen leven gaf voor onze vrijheid.
Welkom thuis, nonkel Staf!”